Je kunt ervoor kiezen om functie-instellingen in of uit te schakelen.
Klik op het pictogram Status [1] om een functie in of uit te schakelen.
Klik op de optie Ingeschakeld (Enabled) [2] om de functie in te schakelen. Ingeschakelde functies hebben het pictogram Ingeschakeld [3].
Klik op de optie Uitgeschakeld (Disabled) [4] om de functie uit te schakelen. Uitgeschakelde functies hebben het pictogram Uitgeschakeld [5].