Hoe beheer ik functieopties voor een account?
Sommige Canvas-functies zijn optioneel of nieuw en kunnen in of uit worden geschakeld. Deze les bevat een overzicht van de manier waarop functieopties voor een geheel account kunnen worden beheerd. Je kunt sommige functies beheren op account-, subaccount-, cursus- en gebruikersniveau. Op cursusniveau kun je cursusleiders de mogelijkheid bieden om functies voor afzonderlijke cursussen te implementeren. Cursusleiders kunnen functieopties op cursusniveau bekijken en beheren in Cursusinstellingen. Beheerders en cursusleiders hebben geen controle over functieopties op gebruikersniveau voor andere gebruikers.
De meeste functieopties zijn standaard op Uit en Ontgrendeld ingesteld wat betekent dat ze zichtbaar zijn op cursusniveau maar niet zijn ingeschakeld. Je kunt de functieopties instellen op Aan of Uit. De status die je kiest, is standaard voor subaccounts en cursussen. Je kunt sommige functies ook vergrendelen of ontgrendelen om te voorkomen of toe te staan dat andere gebruikers de standaard wijzigen op subaccount- of cursusniveau. Sommige functies staan standaard op Aan en andere verschijnen alleen wanneer ze zijn ingeschakeld door je Customer Success Manager. Ga naar het document Samenvatting functieopties in Canvas om de details van alle functieopties te bekijken die in Canvas beschikbaar zijn.
Opmerkingen:
- Instellingen voor functieopties worden nooit gekopieerd vanuit productie en behouden altijd hun standaardinstellingen. Functieopties moeten afzonderlijk worden beheerd in de test- en bèta-omgevingen.
- Sommige functies zijn niet beschikbaar in subaccounts en Free-for-Teacher-accounts. Bekijk het document Canvas-acountvergelijkingen voor meer informatie over beschikbare functieopties in Free-for-Teacher-accounts.
- In subaccounts kun je alleen functieopties op accountniveau beheren die niet vergrendeld zijn.
- In Free-for-Teacher-accounts kun je geen functieopties op accountniveau beheren.
Account openen
Klik in Globale navigatie op de link Beheerder (Admin) [1] en klik vervolgens op de naam van het account [2].
Instellingen openen
Klik in de accountnavigatie op de link Instellingen (Settings).
Tabblad Functieopties openen
Klik op het tabblad Functieopties (Feature Options).
Functieopties weergeven
Beschikbare functies worden weergegeven op het tabblad Functie-opties. Sommige nieuwe functies moeten worden ingeschakeld door je Customer Success Manager (CSM).
Functieopties filteren
Als je op alle functies, ingeschakelde functies of uitgeschakelde functies wilt filteren, klik je op de vervolgkeuzelijst Filteren (Filter).
Functie-instellingen zoeken
Je kunt naar een functieoptie zoeken door een trefwoord in het zoekveld te typen.
Functiehiërarchie bekijken
Zodra functies beschikbaar zijn, worden ze vermeld op basis van Account [1] of Cursus [2], afhankelijk van het hiërarchieniveau van de functie.
Elke functie is voorzien van een beschrijving. Klik op het pijlpictogram [3] om het functievak uit te vouwen en de beschrijving weer te geven.
Functietags weergeven
Functietags geven de status van elke functie aan. Geen tag betekent dat de functie stabiel is en klaar voor gebruik in je productieomgeving [1].
Functies kunnen een tag Functievoorbeeld (Feature Preview) [2] hebben die aangeeft dat de functie op dit moment actief wordt ontwikkeld. Je kunt dan deelnemen aan de functie-ontwikkeling via de Community-gebruikersgroep om de functie via rechtstreekse feedback te helpen verbeteren. Toegang tot de gebruikersgroep wordt vermeld in de beschrijving van de functieoptie.
Functiestatus weergeven
Als beheerder op accountniveau kun je kiezen om functies als standaard in of uit te schakelen in het account en alle subaccounts.
Als een functie kan worden bewerkt op subaccount- of cursusniveau kun je kiezen om bewerken van de standaard functiestatus op subaccount- of cursusniveau te vergrendelen of toe te staan.
Standaard functiestatus beheren
Als beheerder op accountniveau kun je kiezen om functies als standaard in of uit te schakelen voor het account en alle subaccounts.
Klik op het pictogram Status [1] om een functie in of uit te schakelen.
Klik op de optie Ingeschakeld (Enabled) [2] om de functie als standaard voor het account en alle subaccounts in te schakelen.
Klik op de optie Uitgeschakeld (Disabled) [3] om de functie als standaard voor het account en alle subaccounts uit te schakelen.
Opmerking: Wanneer je een functie inschakelt kan Canvas afhankelijk van de functionaliteit een waarschuwingsmelding weergeven met de vraag je optie te bevestigen omdat bepaalde accountfuncties niet meer kunnen worden uitgeschakeld als ze eenmaal zijn ingeschakeld.
Functies toestaan en vergrendelen
Sommige functies kunnen worden beheerd op subaccount- of cursusniveau. Als accountbeheerder kun je kiezen of om bewerken van die functies op subaccount- of cursusniveau te vergrendelen of toe te staan.
Om wel of niet toe te staan of de standaardstatus van een functie op subaccount- of cursusniveau kan worden bewerkt, klik je op het pictogram Status (State) [1] van de functie
Om de standaardstatus van een functie te vergrendelen zodat deze niet kan worden bewerkt op subaccount- of cursusniveau, selecteer je de optie Vergrendelen (Lock) [2].
Om toe te staan dat de standaardstatus van een functie op subaccount- of cursusniveau kan worden bewerkt, schakel je de optie Vergrendelen (Lock) uit.
Opmerkingen:
- Functies die alleen op accountniveau kunnen worden beheerd, zullen geen pictogram voor vergrendeld of ontgrendeld [3] weergeven. De standaardstatus van die functies wordt ingesteld voor het account en alle subaccounts.
- Wanneer je een functiestatus ontgrendelt, kan Canvas afhankelijk van de functionaliteit mogelijk een waarschuwingsmelding weergeven met de vraag om je optie te bevestigen, omdat bepaalde accountfuncties niet meer kunnen worden uitgeschakeld als ze eenmaal zijn ingeschakeld.
Tooltips van functiestatus bekijken
Om een meer gedetailleerde beschrijving van de status van het functievoorbeeld te zien, houd je de aanwijzer boven het statuspictogram van het functievoorbeeld. Een tooltip geeft uitleg over de huidige status van het functievoorbeeld. De tooltip toont de volgende beschrijvingen gebaseerd op de status van het functievoorbeeld:
Functievoorbeelden voor accounts:
- Status: Ingeschakeld en ontgrendeld | Tooltip: Toegestaan voor subaccounts/cursussen, standaard ingeschakeld
- Status: Ingeschakeld en vergrendeld | Tooltip: Ingeschakeld voor alle subaccounts/cursussen
- Status: Uitgeschakeld en ontgrendeld | Tooltip: Toegestaan voor subaccounts/cursussen, standaard uitgeschakeld
- Status: Uitgeschakeld en vergrendeld | Tooltip: Uitgeschakeld voor alle subaccounts/cursussen
Functievoorbeelden voor cursussen
- Status: Ingeschakeld en ontgrendeld | Tooltip: Optioneel in cursus, standaard ingeschakeld
- Status: Uitgeschakeld en ontgrendeld | Tooltip: Optioneel in cursus, standaard uitgeschakeld